De sociaal-emotionele voordelen van adaptiviteit

« Vorige pagina

De Diatoetsen zijn adaptief: ze passen zich aan aan het niveau van de leerling. Dat aanpassen lijkt grote sociaal-emotionele voordelen te hebben, en komt de toetsprestaties van iedere leerling ten goede. 

Hoe werkt het?

Iedere leerling doorloopt een toetsroute op basis van de prestaties tijdens het toetsen. Zo komt iedere leerling tot zijn recht: de sterke leerlingen krijgen moeilijkere opgaven en worden uitgedaagd, de zwakkere leerlingen krijgen makkelijker opgaven zonder dat ze het merken. Het voordeel hiervan is dat de toetsen korter zijn en leerlingen worden zo niet onnodig belast met te moeilijke of makkelijke opgaven. Iedere leerling zal zich voldoende uitgedaagd en competent voelen, ook de zwakkere leerlingen. Vooral voor zwakkere leerlingen heeft dat grote sociaal-emotionele meerwaarde. Zij krijgen immers tijdens het toetsen steeds meer opgaven die ze aankunnen. Hun zelfvertrouwen groeit. En dat zou wel eens een positief effect kunnen hebben op de prestaties.

Een adaptieve toets resulteert niet alleen in meer zelfvertrouwen voor de leerling, maar faciliteert ook de leraar. Je hoeft als leraar niet meer het toetsniveau te zoeken door voor- of achteruit te toetsen. Die handmatige adaptiviteit die leraren jarenlang zelf moesten toepassen, wordt nu door het toetssysteem zelf gedaan. Dit kan vragen oproepen: Wat gebeurt er precies? Kan ik er wel op vertrouwen dat mijn leerlingen in het toetssysteem tot hun recht komen? Kan deze ene leerling het echt wel aan?

Stap-voor-stap methode

De adaptiviteit in de Diatoetsen is een bewust ontwerp: we kiezen voor de stap-voor-stap methode.
De eerste stap is een toetsblokje op het gemiddelde niveau van het leerjaar op dat moment, te beginnen met relatief makkelijke opgaven. We zien dat als een kans die iedere leerling verdient. Als blijkt dat dat instapniveau te hoog is, wordt de toets vanzelf makkelijker. Hierdoor krijgt de leerling in de loop van de toets steeds meer een succeservaring.

Een lager instapniveau?

Nu zijn er leraren die zeggen: 'Deze leerling kan ook dat instapniveau niet aan, laten we beginnen met een lager niveau'. Waarom zou je dat doen? Dat lagere niveau dient zich in de toets immers vanzelf aan. Hoe zou je je als leerling voelen wanneer je niet mee mag doen met de andere leerlingen, maar op voorhand op een lager kleurniveau moet instappen? Behalve als de leerling echt al op een lager leerstofniveau werkt dan dat van de groep, is een lagere toetsinstap niet in het belang van het kind. Ouders moeten weten dat hun kind daarmee meteen op achterstand wordt gezet. Want de kans op een hogere score is bij een hoger instapniveau groter dan bij een lager instapniveau. Vergelijk het met het klassementsysteem in de sportwereld, of in het voortgezet onderwijs: een hogere instroom geeft meer kans op succes dan op falen. Met andere woorden: Een adaptieve toets geeft kansen aan leerlingen om te laten zien wat ze kunnen. Maar geeft ook faire niveau-aanpassingen waar nodig en zorgt daarmee voor zelfvertrouwen en competentiegevoel. En het belang van die sociaal-emotionele kant moet je niet onderschatten.

Is de leerkracht dan helemaal niet meer aan zet?

Integendeel! Waar de organisatie van de toetsing grotendeels wordt overgenomen door het slimme toetssysteem komt er tijd en energie vrij voor de leerkracht als professional: je kunt met je leerlingen in gesprek gaan over hun toetsprofiel, en bespreken wat leerlingen willen bereiken.

Auteur
dr. Hilde Hacquebord
Hoofddocente Toegepaste Taalwetenschappen RUG en directeur Diataal BV